kopaleida

aai prins

ALEIDA SCHOT-PRIJS VOOR VERTALINGEN 2001

voor haar vertalingen in het Nederlands
van Velimir Chlebnikovs Zangezi en van andere Russische literatuur

vrijdag 27 april 2001
in het Bethaniënklooster te Amsterdam

Dit jaar wordt de Aleida Schot-prijs voor vertalingen uit de Slavische literatuur uitgereikt aan Aai Prins voor haar vertaling van het lange gedicht 'Zangezi' van de Russische futuristische dichter Velimir Chlebnikov. Het nagenoeg onvertaalbare werk, dat ontstond tussen 1920 en 1922, is geschreven in een experimentele taal, die door Prins met verbluffende vindingrijkheid omgezet is naar een helder en zo concreet mogelijk Nederlands. Van alle futuristische dichters was Chlebnikov waarschijnlijk de meest extreme taalacrobaat. Er zijn niet veel vertalers, die zich aan zijn werk hebben gewaagd.

Het bestuur gedenkt bij deze prijsuitreiking Prof. Dr. J.W. Bezemer, twee jaar lang voorzitter van de Stichting. Hij overleed op 3 oktober 2000. Jan Willem Bezemer was het aimabele, erudiete, geestige en bescheiden  boegbeeld van de Stichting. Net als zijn beroemde hoorcolleges, waren zijn eloquente toespraken tot de laureaten altijd een feest om naar te luisteren. De Ruslandkunde in Nederland heeft een van haar meest getalenteerde voormannen verloren. Gelukkig leeft hij voort in zijn onlangs herdrukte magistrale handboek 'Een geschiedenis van Rusland. Van Rurik tot Gorbatsjov'.

Ook Marko Fondse, begenadigd vertaler uit het Russisch, is ons ontvallen. Hij overleed op 24 augustus 1999. Met een aantal andere vertalers, kreeg Fondse in 1991 de Aleida Schot-prijs voor de vertaling van gedichten van Joseph Brodksy, gebundeld als 'De herfstkreet van de havik'. Omdat Fondse vooral bekendheid genoot door zijn vertalingen van de gedichten van Vladimir Majakovski, en omdat Majakovski een geestverwant was van Chlebnikov, herdenken wij Marko Fondse vandaag met een paar Majakovski-vertalingen van zijn hand.

Het bestuur dankt Yolanda Bloemen en Willem Weststeijn wederom voor hun deskundige jurering.

Het bestuur van de Aleida Schot Stichting
Drs. L. Starink, voorzitter
Prof. Mr. F.W. Grosheide
Dr. Kurt Löb
Mr. H.C.S. Warendorf
Mr. M. Wolters

 

juryrapport aleida schot-prijs 2001

Ook al wordt de Aleida Schot-prijs dit jaar al voor de elfde keer uitgereikt, de vertalers uit de Slavische literaturen die de prijs nog níet in ontvangst hebben mogen nemen blijven zich verdringen en maken het de jury buitengewoon lastig een keuze te maken. Dit is echter natuurlijk alleen maar verheugend; het wijst erop dat er in het Nederlandse taalgebied veel wordt vertaald uit en er dus veel belangstelling is voor de Slavische literaturen. Als we nagaan wat er op dit gebied de afgelopen twee jaar bij ons is verschenen dan blijkt bovendien, en ook dat is verheugend, dat uitgevers niet alleen maar uit zijn op commercieel succesvolle uitgaven, maar ook bereid zijn ‘moeilijke’ projecten to honoreren.

Een van die ‘moeilijke’ projecten is het werk Zangezi van de Russische futuristische dichter Velimir Chlebnikov. Chlebnikov behoort, samen met de hier veel bekendere dichter Vladimir Majakovski, tot een dichtersgroepering die de Russische poëzie aan het begin van twintigste eeuw ingrijpend heeft vernieuwd. Net als de abstracte schilders van die tijd, denk aan Mondriaan, Malevitsj en vele anderen, die niet meer een ‘plaatje’ van de werkelijkheid schilderden, maar uitgingen van het materiaal van hun kunst en composities maakten van lijn en kleur, gingen de Russische futuristen uit van het materiaal van hún kunst, de taal. Ook de futuristen was het niet in de eerste plaats te doen om het beschrijven van de werkelijkheid, maar om het bezig zijn met taal en met de elementen van de taal, de woorden en de klanken. Geen wonder dus dat de experimenten met de taal hoog bij hen stonden aangeschreven. Chlebnikov was wat dit betreft de absolute kampioen. Zijn werk zit vol met neologismen, door hem zelf bedachte nieuwe woorden en vreemde grammaticale en syntactische constructies. Zijn belangrijkste gedachte was dat er in de taal, die ten slotte al heel lang bestond, sinds de mensheid had leren spreken, een heleboel wijsheid verborgen zat. Taal, zo meende hij, is niet zomaar ontstaan; bepaalde klanken en klankcombinaties werden gebruikt om uitdrukking te geven aan bepaalde voor de mens essentiële gevoelens, ideeën en gedachten. In de loop de eeuwen was het gevoel dat er een ‘natuurlijke’ relatie bestond tussen de klanken van de taal en bepaalde betekenissen geleidelijk verdwenen en het was, volgens Chlebnikov, de taak van de dichter te proberen die relatie weer tot stand te brengen, te laten zien dat die relatie er wel degelijk was en op die manier de in de taal verborgen liggende geheimen te ontsluieren.

Deze opvattingen van Chlebnikov leidden tot taalkundig niet erg houdbare, maar poëtisch gezien zeer interessante experimenten. Een van zijn ideeën was dat de beginmedeklinker van een woord bepalend is voor de betekenis van dat woord. Zo zou bijvoorbeeld de ‘k’ de globale betekenis kunnen hebben van ‘omhulsel’, denk maar aan woorden als kan, kap, kuip, kamer, kast, kist, klooster, kerk, etcetera. Een ander idee van hem was dat woorden die alleen verschillen wat stamklinker betreft, bijvoorbeeld haat/heet of kaal/koel een zekere betekenisovereenkomst hebben, aangezien ze in feite verschillende naamvallen zijn van hetzelfde woord.

Chlebnikovs experimenten met de taal vormden ook de basis voor zijn utopische ideeën over de taal van de toekomst. Als de basisbetekenis van de verschillende klanken duidelijk was, zou het ook mogelijk moeten zijn een universele taal te creëren die voor alle mensen op de wereld begrijpelijk was. Die futuristische utopische ideeën kwamen ook tot uiting in zijn onderzoek naar de getallen. Chlebnikov was ervan overtuigd dat er een rationeel principe ten grondslag ligt aan de wereldgeschiedenis en heeft met behulp van eindeloze berekeningen de ‘wetten van de tijd’ proberen vast te stellen.

Het zal duidelijk zijn dat een dichter als Chlebnikov, die zijn ideeën over taal en tijd verwerkte in zijn in het Russisch geschreven poëzie, in een andere taal nauwelijks apprecieerbaar is of ook maar enigszins begrijpelijk kan overkomen. Zangezi, een van Chlebnikovs laatste werken, voltooid kort voor zijn dood in 1922, en door velen beschouwd als zijn hoofdwerk, is in feite ook niet te vertalen. Dat de laureaat, Aai Prins, het op zich heeft genomen hier toch aan te beginnen getuigt van grote moed. Dat ze er ook nog in is geslaagd de bijna onoverkomelijke problemen waarvoor de tekst haar stelde tot een oplossing te brengen en een Nederlandse versie heeft weten te maken die zich in veel opzichten kan meten met het Russische origineel, getuigt van een bijzondere bekwaamheid, gave en talent.

Enkele voorbeelden. Zangezi, een alter ego van Chlebnikov, is een profeet die vanaf een rots zijn publiek toespreekt. Deze ‘gek van het bos’, zoals de mensen hem noemen, is vaak duister en onbegrijpelijk; hij spreekt/zingt zijn liederen in een ‘bovenverstandelijke’ taal. Een van die liederen gaat over de strijd tussen de ‘krijgers van het Alfabet’, El en Er.

 

El had Er te grazen!
Als de arend, zijn schuine wieken streng gespreid, om Lel’ kwijnt,
Komt Er als een erwt uit de peul van het woord Rusland gebuiteld.
Als het volk, in kudde gedrongen,
Met wonden bedekt,
Als een dolende eland
Met zwartnatte snuit op de lotspoorten stuit,
Dan smeekt het om leniging, liefde,
Om leniging en blanke Lelies, om ’t lome lijf
Welluidend gewikkeld.
Zijn hoofd
Is een lexicon dat louter El-woorden telt.
Als een woelrat wroet het in ruwte naar luwte!
(…)
Dan weer slaat Er het Lam met zijn gram
Helmen met heiren,
Er rukt kurassen uit plassen
Niet langer lam, maar ram!

 

Niet lijdend, maar strijdend

Kroont hij kluizen met kruisen en drijft uit de lijven de leegte,
De vrijheid al rovende lovend.

Als de Em optreedt past Zangezi zijn woorden nog meer aan aan de betreffende letter van het alfabet.

Maar zie, daar betreedt Em het domein van het krachtwoord ‘Mag’
Luistert, luistert naar het machtige maggelui!
Ga, machtpatser!
Treed machtpatser! Mochtig, mochter!
Magtenaar, ik magter!
Magtaard, ik vermag, magter, ik magter!
Magter, mijn ik. Mak! Gemak! Magter, mochterik!
Magterfant, ogen! Mak! Gemak!
Schrijdt, mochten!

De bovenverstandelijke taal kan echter ook heel lyrisch zijn. Als de strijd is gestreden en El alleen is overgebleven zingt Zangezi:

Van blauwige stilte gezegend,
Van blauwige groeve verschiet,
Zijn zij naar het nooit gezwevend,
Hun vleugels, ruisend om niet.
(…)
Gezweven van machtig gemeend,
Verdeze niet wetend en vreemd,
(…)
Een stroom van blauwende vliegenis,
Vermoeide vleugels van dromenis,
En weidse liedjes van nietsenis.

Tegen het einde van Zangezi introduceert Chlebnikov de allegorische figuren Leed en Lach die, hoewel tegengesteld aan elkaar, toch onverbrekelijk verbonden zijn als belichamingen van het menselijk bestaan. Lach schetst de tegenstelling:

 

Wij zijn twee fouten, zij aan zij

In de nachtelijke glimlachwei.
Ik ben de lach, ik leid
De bliksem af van alle wereldnijd.
Jij bent een vat voor ’t sterrewater,
De maagd van wereldsmart.
Je lot wekt altijd weer mijn schater-
Lach: hoe groter de pijn in je hart
Des te feller de hemelse leegte:
Om ons lot geeft niemand een zier.
Op het wollig tapijt van je ziel
Zullen sterren hun voeten vegen.
Terwijl ik voor een prik
Grollen uit de hemel pik.
Jij wentelt in stof en huilt
Om heel het wereldleed,
Maar ik ga ermee op de vuist
En neem het handig beet.

De aangehaalde citaten uit de Nederlandse vertaling van Zangezi behoeven nauwelijks commentaar. Ze getuigen van een bewonderenswaardig gevoel voor de mogelijkheden van zowel de Nederlandse taal als de Nederlandse poёzie. Het is een klein wonder dat deze belangrijke tekst van het Russische modernisme voor onze cultuur toegankelijk is geworden.

Dit juryrapport zou niet compleet zijn als er geen melding zou worden gemaakt van de andere en eerdere vertalingen die Aai Prins tot stand heeft gebracht. In het bijzonder zij hier vermeld de herziene versie van Boelgakovs De Meester en Margarita, in samenwerking met Marko Fondse en de vertalingen van het werk van Joez Alesjkovski. Ook hieruit blijkt de bijzondere begaafdheid van de vertaalster om van nagenoeg onvertaalbare zinswendingen en jargon volledig acceptabel Nederlands te maken.
Met veel genoegen draagt de jury Aai Prins voor voor de Aleida Schot-prijs 2001.

dankwoord door aai prins

Dames en heren, lieve familie en vrienden.

Allereerst wil ik de jury en het bestuur van de Aleida Schot Stichting danken voor hun voordracht en toekenning van de Aleida Schot-prijs. Literaire vertalers zijn niet gewend om zo in het zonnetje gezet te worden; je bent meestal al blij als iemand je vertalingen recenseert. U zult dus begrijpen hoe verguld ik ben met deze prijs.

Mijn eerste schreden op het vertalerspad zette ik in de zomer van 1981, het derde jaar van mijn studie Russisch. Het betrof de roman Haar eenzaam hart, waarin een schuchtere operatiezuster van eenvoudige afkomst tijdens een levensreddende operatie verliefd wordt op de chirurg. En hij op haar. De jaloerse verloofde van deze chirurg, een puissant rijke blondine, zoekt haar toevlucht tot draconische maatregelen om de ontluikende romance in de kiem te smoren: ze haalt de door haar verloofde geredde patiënt voor veel geld over om een operatieschaar in te slikken. Zij slaagt aanvankelijk in haar boze opzet: de operatiezuster wordt ontslagen, aangezien niemand anders dan zij de schaar tijdens de operatie in de maag van genoemde patiënt kan hebben laten liggen. Ook de chirurg keert zich van haar af. Gelukkig komt de operatieschaar-patiënt op zijn doodsbed tot inkeer, biecht alles op, chirurg en operatiezuster krijgen elkaar, verloofde exit.

Nee, ik heb het hier niet over de Grote Russische Literatuur, waar ik mij in dat stadium van mijn studie doorheen worstelde. Bovenbeschreven melodrama speelde zich af binnen de 28 slapgekafte standaardpagina's van de medische serie van de Harlequin-reeks. Mijn kennis van het Russisch was bescheiden, die van het Duits daarentegen heel behoorlijk, en de vertaling van Ihr einsames Herz zou, zo dacht ik, het begin zijn van een lucratieve vertaalcarrière: Vijfhonderd gulden per boekje. Met een beetje routine zou ik makkelijk drie boekjes per maand halen en voor altijd verlost zijn van uitzendbureau De Werkstudent. In de praktijk liep het echter niet zo soepel. Overeenkomstig de instructies van de Harlequin-redactie diende de Nederlandse vertaling zo toegankelijk mogelijk te zijn voor de lezers. Dit hield in dat alle stijlbloempjes waarover ik in het Bungehuis zojuist getentamineerd was, uit den boze waren. Voorts moesten zowel de Duitse namen van de personages als de plaats van handeling vernederlandst worden. Dat met die namen was nog wel aardig: puttend uit enkele recente strubbelingen in mijn privé-leven kostte het me weinig moeite om de booswichten en de 'goeien' van passende Nederlandse namen te voorzien. De plaats van handeling van Haar eenzaam hart leverde meer problemen op, aangezien de door liefdesverdriet verteerde operatiezuster haar heil placht te zoeken in de Alpen. Landschappelijk gezien kon ik met deze instructie dus weinig beginnen. Het resultaat was, in combinatie met de oer-Hollandse namen van de hoofdrolspelers, bepaald koddig.

Daar kwam bij dat ik de vertaling, om tijd te winnen, meteen in het net moest tikken, en achteraf bij het nakijken geen kans meer zag tot een verantwoorde geografische omzetting (had ik toch niet iets met de Grebbeberg moeten proberen?). De tekstverwerker was indertijd nog een gewone typemachine, en de correcties dienden met behulp van minuscule stickertjes en klodders tipex in de vertaling te worden aangebracht. Het werd een enorme knoeiboel.

Met mijn Duitse vertaalcarrière is het nooit wat geworden. Ik weet niet eens of Haar eenzaam hart ooit de schappen van de sigarenboer heeft gehaald. Ik had er uiteindelijk ook geen zin meer in. Het werd tijd me aan de Grote Literatuur te wijden. Ik studeerde ijverig, kluste af en toe bij uitzendbureau De Werkstudent en had vervolgens het geluk af te studeren in de hoogtijdagen van de perestrojka, toen er een golf te vertalen boeken uit Rusland kwam zetten. Ik kon aan slag, me gelukkig prijzend niet geluisterd te hebben naar het introductiepraatje van professor Ebeling, die ons in 1977 nog had voorgehouden 'maar liever operatiezuster' te worden, daar in de slavistiek geen droog brood te verdienen viel. Ik wist inmiddels hoe het operatiezusters kon vergaan.

Toch heb ik met Haar eenzaam hart ontegenzeglijk mijn voordeel gedaan. Het hele project was als het ware een uitvergroting van de problemen die je als vertaler ook bij de Echte Literatuur tegenkomt: Is het nou heus simpelweg 'vertalen wat er staat'? En is dat 'vertalen wat er staat' wel zo simpel? Hoever ga je om een vertaling soepeltjes bij de lezer naar binnen te laten glijden? Deze kwestie was onlangs nog het onderwerp van een polemiek tussen Rudi Wester van het Nederlands Productiefonds, promotor van vertaalde Nederlandse literatuur in het buitenland, en de schrijfster Renate Dorrestein. Aanleiding voor hun gekissebis was de Amerikaanse vertaling van Dorresteins roman Een hart van steen ofwel, in het Engels, A heart of stone - een titel die me overigens bekend voorkomt. Volgens Rudi Wester ging het niet aan geld van het Productiefonds te spenderen aan een vertaling die de oorspronkelijke tekst vervlakte en veramerikaniseerde ter wille van de verkoopcijfers. Renate Dorrestein van haar kant was dolblij dat haar Amerikaanse vertaalster Een hart van steen niet strikt naar de letter had vertaald, aangezien zoiets volgens haar per definitie 'knarsend proza' oplevert, dat zijn weg naar de lezers nooit zal vinden. Zij zag haar gelijk bevestigd toen tijdens de promotietournee van haar roman in Amerika A heart of stone werd geprezen als 'an emotional rollercoaster unlike any book you've read before'.

Hoe trouw je als vertaler aan de brontekst moet blijven, verschilt natuurlijk per boek, maar het gladstrijken van weerbarstige teksten kan in mijn ogen niet het uitgangspunt van een vertaler zijn; god verhoede dat we als overbezorgde vogelouders teksten voor de lezers gaan voorverteren - de lezers zijn mans genoeg, en laten ze zich maar een beetje inspannen! Getrouwe vertalingen leveren niet per definitie knarsproza op.

Mijn streven om zo dicht mogelijk bij de brontekst te blijven heb ik waarschijnlijk overgehouden aan de samenwerking met mijn eerste redacteur, Gerard Rasch, die ooit rücksichtslos met een rode pen mijn eigen bijdragen aan het origineel uit mijn vertaling schrapte. Ik ben hem veel dank verschuldigd.

Toch valt er voor een wat lossere benadering soms ook wat te zeggen. Dit heb ik geleerd van mijn samenwerking met de onvergetelijke Marko Fondse die jaren later mij – o wonder – te hulp riep om hem in zijn bloemrijke vertalingen wat te temperen. Hij maakte me op zijn beurt weer jaloers op zijn zwierige vondsten. Ik ben blij met hem gewerkt te hebben.

Ook in andere opzichten prijs ik me als vertaler gelukkig. Naar goed Hollands gebruik zeuren wij vertalers heel wat af, maar ik denk dat we hier blij mogen zijn met de vele mooie uitgeverijen, die zich bij het uitbrengen van boeken niet louter door winstprognoses laten leiden. Hierbij denk ik aan een kleine uitgeverij als M Bondi, die naar eigen zeggen vooral geld uitgeeft en als motto heeft: Man verdient nichts, aber es macht Spass. M Bondi heeft bijvoorbeeld Chlebnikovs Zangezi prachtig uitgegeven. En dan is er het Fonds voor de Letteren, dat literaire vertalers in staat stelt het vertalen als een normaal beroep uit te oefenen. Voor zo lang het duurt overigens, want de berichten uit Den Haag aangaande het subsidiebeleid zijn niet best. Marcel Möring veegde in het NRC onlangs nog de vloer aan met de staatssecretaris van Cultuur, die naar zijn zeggen onze literatuur verkwanselt en eerder genoemd Productiefonds ten onrechte afknijpt. Ook het Fonds voor de Letteren is in de gevarenzone. Wie weet wordt vertalen binnenkort weer een bezigheid voor mensen die er niet van hoeven te leven, een nobele hobby voor in de avonduren. Ik geef eerlijk toe dat het spookbeeld van de Harlequin-reeks al af en toe opdoemt. Maar we moeten er maar het beste van hopen.

Tot slot wil ik hier mijn dank uitspreken aan mijn familie en vrienden die ik met Chlebnikov de afgelopen jaren horendol heb gemaakt, en die me dat hopelijk kunnen vergeven nu ik de Aleida Schot-prijs in ontvangst mag nemen. Ik voel me vereerd en ben de jury en het bestuur van de Aleida Schot Stichting enorm dankbaar.


biografische gegevens van aai prins

Geboren op 21 juni 1959 in Velsen.
1977-1986 Studie Slavische talen aan de Universiteit van Amsterdam.
1984-1985 Universiteit van Moskou.
Sinds 1988 werkzaam als literair vertaalster Russisch.
Sinds 1997 werkzaam als juridisch tolk en vertaalster
Sinds 1998 recensent bij de Volkskrant.

vertalingen door aai prins

A. Rybakov

- Kinderen van de Arbat (in samenwerking met o.a. Gerard Rasch); Bert Bakker 1988.
- 1935 en volgende jaren (in samenwerking met Gerard Rasch); Bert Bakker 1990.
- Angst (in samenwerking met Gerard Rasch); Bert Bakker 1992.
- Stof en as; Bert Bakker 1995.

A. Bitov 

- Het Poesjkinhuis (in samenwerking met Gerard Rasch); Bert Bakker 1989.
- Monachovs vlucht (in samenwerking met Gerard Rasch); Bert Bakker 1991.

S. Kaledin   

- Een schamel kerkhof; Bert Bakker 1990.
- Het bouwbataljon; Bert Bakker 1992.

 J. Alesjkovski

- Kangoeroe; Bert Bakker 1991.
- De hand; Bert Bakker 1992.
- De spermadonor; Prometheus 1994.
- Verzamelde werken deel 1; Van Oorschot 1994.

M. Boelgakov

- Verzamelde werken deel 3: De meester en Margarita (in samenwerking met Marko Fondse) Van Oorschot 1997.

V. Pelevin

- Omon en de race naar de maan; Wereldbibliotheek 1995.
- Het leven der insecten; Wereldbibliotheek 1997.

V. Sorokin 

- De wedstrijd; Wereldbibliotheek 1996.

F. Kaplan 

- Moskou retour; Nijgh & van Ditmar, 1998.

A. Brener 

- Een ondergezeken pistool; Ravijn, 1998.

N. Dezjnev

- Concertuitvoering; Bert Bakker 1998.

S. Dovlatov    

- De koffer; M Bondi 1998.

V. Chlebnikov

- Zangezi; M Bondi 2000

muzikale omlijsing van de prijsuitreiking

Optreden Tamar en theaterkunst groep D-Apertutto onder leiding van Maarten Vonk.

Muzikaal intermezzo door het Trio Pintchiouk bestaande uit Raisa Pintchiouk (zang), Reina van den Heuvel (zang) en Ad Winnubst (gitaar).