kopaleida

hans warendorf over aleida schot bij de tiende feestelijke uitreiking van de aleida schot-prijs, april 1991

Bij de tiende feestelijke uitreiking van de Aleida Schotprijs past een terugblik op de petite histoire van de Stichting, aanvangend in 1952 toen 'mejuffrouw Aleida Gerarda Schot' — zij was toen 51 jaar oud — 'letterkundige, wonende te Amsterdam, Beethovenstraat 823' de 'Aleida Schot' Stichting oprichtte ter bevordering van de kunst van het vertalen. Daartoe diende de Stichting periodiek een Aleida Schotprijs voor de beste vertaling in het Nederlands uit te loven. Hiertoe zonderde de oprichtster tien gulden van haar vermogen af en legateerde zij aan de Stichting de som van vijfduizend gulden alsmede haar auteursrechten, die bij haar overlijden in 1969 aan de Stichting zouden vallen. Het mag een wonder heten dat de Stichting met een dergelijk bescheiden aanvangskapitaal uiteindelijk in staat is geweest om tien keer de Aleida Schotprijs toe te kennen. De vraag rijst dan ook of Aleida Schot bij de oprichting vertrouwd heeft op haar gelukkig gesternte, of werkelijk heeft verwacht dat de voor het periodiek uitloven van een Aleida Schotprijs vereiste gelden door haar auteursrechten konden worden gegenereerd. Aleida Schot bezat immers geen vermogen en diende in eigen levensonderhoud te voorzien.

In de jaren vijftig, maar ook daarna tot haar overlijden in 1969, had zij slechts luttele inkomsten uit auteursrechten. Zo vermeldt het contract met haar uitgever dat zij in 1954 recht had op tweehonderd gulden voor de eerste 2000 exemplaren van haar vertaling van Dostojevski’s De zachtmoedige (honderdvijftig gulden bij elke volgende 2000 exemplaren!); dezelfde vergoeding gold voor haar vertaling van Tsjechovs Depressie en Garsjins De rode bloem.

Pas in 1957 namen de auteursrechten toe tot... zevenhonderdvijftïg gulden voor de eerste 25.000 exemplaren van de vertaling van Gogols Petersburgse vertellingen. Kennelijk heeft Aleida Schot, toen zij in 1950 in dienst trad van de Universiteit van Amsterdam (voor cursussen in de Nederlandse taal aan Engelstalige studenten en later een practicum taalbeheersing) zich voorgenomen haar auteursrechten alleen te bestemmen voor de Stichting. Dat was haar mogelijk door uiterst sober te leven, hetgeen niet makkelijk moet zijn gevallen want zij was levenslustig, majestueus en zelfs zwierig.

Hoe dan ook, zij is erin geslaagd om dit voornemen tot uitvoering te brengen. Immers, bij haar overlijden in 1969 bleek dat zij bijkans drieëndertigduizend gulden had uitstaan bij haar uitgevers. Bedroevend was dat volgens de bewoordingen van het testament de Stichting alleen recht kon doen gelden op na het overlijden vervallende auteursrechten, zodat Aleida Schots zuster, die haar enig erfgenaam was, aanspraak kon maken op het zo zorgzaam vergaarde kapitaal, dat de oprichtster voor haar Stichting bestemd had.

Na haar overlijden trad een driehoofdig bestuur aan; tot dan toe was Aleida Schot alleen-bestuurster van de Stichting. Krachtens de akte van oprichting bestond het bestuur uit de voorzitters van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, de Vereniging van Letterkundigen en het 'P.E.N.-Centrum' voor Nederland. Het nieuwe bestuur constateerde dat de Stichting kon beschikken over het afgezonderde kapitaal van 10 gulden, een legaat van vijfduizend gulden en toekomstige auteursrechten en besloot dat zulks ontoereikend zou zijn voor de verwezenlijking van het doel van de Stichting. Het bestuur verwierp dan ook het legaat en liet de Stichting sluimeren. Mr J. van Zwet, echtgenoot van Aleida Schots zuster, belastte zich als zaakwaarnemer met het beheer van het Stichtingsvermogen en in de na Aleida Schots overlijden de aan de Stichting vervallende auteursrechten.


scheveningen

P.E.N. Congres te Scheveningen (1950)


In 1976, zeven jaar na haar dood, verscheen een levensbericht over Aleida Gerarda Schot in het jaarboek van de Maatschappij der Letteren te Leiden, 1975-1976, waarin Prof. Mr. A. Pitlo een boeiend en zeer lezenswaardig beeld schetste van haar leven. Het levensbericht eindigde met de navolgende passage: Haar betrokkenheid bij haar belangrijkste arbeid, het vertalen, blijkt ook uit haar laatste wil. In haar testament heeft zij een bedrag afgezonderd om daaruit jaarlijks een vertaalprijs uit te reiken. Helaas is deze goede bedoeling ten gevolge van velerlei omstandigheden door hen, die de testamentaire opdracht moeten uitvoeren, nog niet tot verwezenlijking gebracht. Wij hopen, dat deze laatste wilsbeschikking thans spoedig zal worden uitgevoerd. Het betreft een eerbetoon aan haar nagedachtenis.

Bij toeval kreeg ik dit Levensbericht onder ogen. Daar ik vanaf mijn jonge jaren, sedert 1945, Aleida Schot regelmatig als vriendin des huizes in mijn ouderlijk huis had ontmoet, nam ik met grote belangstelling kennis van het boeiend relaas van haar leven en herkende haar in prof. Pitlo's beschrijving, waarin haar persoonlijkheid tenvoeten uit werd geschetst. Ik voelde mij aangesproken haar ideaal te verwezenlijken en richtte mij tot prof. Pitlo, aan wiens werkgroep ik als student in de rechten had deelgenomen, met het verzoek om gegevens over de Stichting en een voorstel om ter gelegenheid van de tiende sterfdag van Aleida Schot een bijeenkomst te beleggen.

Dit alles leidde ertoe dat prof. Pitlo zich direct bereid verklaarde om samen met mij een Comité van Vrienden te vormen, waarin tevens zitting namen mr. J. Oranje, mevrouw M. van Doveren-Nopol en dr. H. Bonger. Pas na wijziging van de statuten van de Stichting vermocht dit Comité van Vrienden te bewerkstelligen dat de drie voorzitters q.q. van de letterkundige verenigingen zich lieten vervangen door een nieuw bestuur onder voorzitterschap van prof. Pitlo. Dit kon daarna overgaan tot inontvangstname van de door mr. Van Zwet zorgvuldig beheerde fondsen, die intussen meer dan drieëndertigduizend gulden bedroegen, met inbegrip van het afgezonderde kapitaal van tien gulden en het legaat van vijfduizend gulden.

Gezien de jaren die zijn verlopen sedert de oprichting van de Stichting en verwezenlijking van haar doel, moge duidelijk zijn hoezeer het tot voldoening van het bestuur van de 'Aleida Schot' Stichting strekt, dat het uiteindelijk toch mogelijk is gebleken het zo lovenswaardig streven van haar oprichtster te verwezenlijken. Zonder binnendruppelde auteursrechten, donaties en legaten zou het niet mogelijk zijn geweest om tien jaar lang de Aleida Schotprijs, die thans vijfduizend gulden bedraagt, uit te keren. Toekenning van de prijs betekent voor de laureaat meer dan een voorbijgaand genoegen. Aleida Schot zelf ontving in 1955 de toen nieuw ingestelde Martinus Nijhoffprijs, die haar diep gelukkig maakte, mede doordat daarmee het literair vertalen als kunst werd erkend.